Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·ma·ten·hal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord automatenhal automatenhallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de automatenhalv / m

  1. ruimte waarin meerdere gokautomaten staan opgesteld
     Voldoende informatie geven over de aangeboden spelen, de kosten en waar men terecht kan met klachten of vragen; In beeld brengen van waarschuwingen, speelduur en saldo van de spelers; Zorgen voor identificatie en iedereen onder de 18 weren;Verslavingstesten aanbieden; Een door speler in te vullen profiel bewaken waarmee de grenzen in speeltijd en inleg bewaakt kunnen worden; Zorgplicht om speler te helpen bij het onder controle houden van zijn speelgedrag; Bijdragen aan een 'verslavingsfonds'; Oprichting landelijk register van spelers met verslavingsproblemen of risico daarop. Te beheren door de kansspelautoriteit (KSA), die toezicht houdt op de sector; Zorgen dat spelers die opgenomen zijn in het register (minstens) zes maanden niet kunnen deelnemen aan kansspelen via internet en niet binnen kunnen bij een automatenhal of casino.[1]
     Automatenhal Rotterdam overvallen: De daders wisten een van de automaten te openen en gingen er met een onbekend geldbedrag vandoor. De personeelsleden zijn niet gewond geraakt, wel erg geschrokken.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hugo van der Parre en Bas de Vries
    “Teevens online balanceer-act” (Woensdag 22 mei 2013, 13:48), NOS
  2.   Weblink bron “Automatenhal Rotterdam overvallen” (Zondag 23 september 2012, 09:51), NOS