• aus·pi·ci·en
enkelvoud meervoud
naamwoord - auspiciën
verkleinwoord - -

de auspiciënmv

  1. onder ~ van: met de ondersteuning, goedkeuring van, onder toezicht van
    • Het bestand werd gesloten onder auspiciën van de VN. 
72 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]