ausculteren
- Geluid: ausculteren (hulp, bestand)
- aus·cul·te·ren
- Naamwoord van handeling van het Franse ausculter (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ausculteren |
ausculteerde |
geausculteerd |
zwak -d | volledig |
ausculteren [1]
- overgankelijk (toe)luisteren
- overgankelijk (medisch) luisteren naar de geluiden in het lichaam
- De dokter bevoelde zijn pols en ausculteerde zijn hart.
1. luister naar de geluiden in het lichaam
- Het woord ausculteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.