Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·dio·fuck
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord audiofuck audiofucks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de audiofuckm

  1. digitale manipulatie van geluidsbestanden om mensen voor de mal te houden of om ze te bedriegen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
audiofucken

audiofuck

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van audiofucken
    • Ik audiofuck. 
  2. gebiedende wijs van audiofucken
    • Audiofuck! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van audiofucken
    • Audiofuck je? 

Gangbaarheid