audioapparatuur
- au·dio·ap·pa·ra·tuur
- afgeleid van apparatuur met het voorvoegsel audio-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | audioapparatuur | - |
verkleinwoord | - | - |
de audioapparatuur v
- (elektronica) apparatuur voor geluidsopname en/of geluidsweergave
- Een platenspeler en cassetterecorder waren belangrijke onderdelen van de audioapparatuur die men vroeger thuis had. Tegenwoordig zijn een mp3-speler, een smartphone, een tablet en een computer belangrijker voor het afspelen of opnemen van muziek.
- Het woord audioapparatuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.