Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·vaalt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord asvaalt asvaalten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de asvaaltv / m

  1. een vuilstortplaats, als de hoeveelheid vuil toeneemt ontstaat er een heuvel, een belt van vuil
Synoniemen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen