asielzoeker
- Geluid: asielzoeker (hulp, bestand)
- asiel·zoe·ker
- samenstelling van asiel en zoeker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | asielzoeker | asielzoekers |
verkleinwoord | asielzoekertje | asielzoekertjes |
de asielzoeker m
- iemand die asiel zoekt buiten zijn eigen land omdat hij in zijn eigen land wordt bedreigd
- Nederland moet soms asielzoekers weigeren.
- Asielzoekers kunnen zich beroepen op het vluchtelingenverdrag van 1951.
- ▸ Staatssecretaris Van der Burg schrijft aan de Tweede Kamer dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een hotel in Albergen heeft gekocht. Al sinds april wordt met de gemeente gesproken over opvang van asielzoekers in dat gebouw, maar tot een akkoord is het niet gekomen.[1]
- Het woord asielzoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asielzoeker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Kabinet passeert voor het eerst gemeente: vergunning voor azc in hotel” (16 augustus 2018), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be