• ash·ram
  • Leenwoord uit het Sanskriet, in de betekenis van ‘leefgemeenschap van aanhangers van Indische religies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1992 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ashram ashrams
verkleinwoord - -

de ashramm

  1. leefgemeenschap van en ontmoetingscentrum voor aanhangers van Indiase religies, die gebruikt wordt als religieuze levens-, studie- en arbeidsgemeenschap