• as·cen·dant
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘teken van dierenriem dat op het moment van de geboorte boven de horizon komt’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ascendant ascendanten
verkleinwoord - -

de ascendantm [3]

  1. (astrologie) het teken van de dierenriem dat op het moment van een geboorte aan de oostelijke horizon staat: het rijzende teken
  2. overwicht
87 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]