Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·ti·sa·naat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord artisanaat
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het artisanaato

  1. ambacht, vak, beroep
     Wij krijgen steeds meer vragen om projecten in toerisme en aanverwante sectoren (landbouw, handel, artisanaat) te steunen. Totnogtoe konden we daar geen afdoend antwoord op bieden. Als je dat degelijk wilt doen, moet je het ook academisch onderbouwen. We zijn daarom op zoek gegaan naar een structurele partner. Dat is de KU Leuven geworden.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Erik Brusten
    “Centrum voor Intercultureel Duurzaam ondernemen aan KUL” (05/12/2005), De Standaard