armmeester
- Geluid: armmeester (hulp, bestand)
- arm·mees·ter
- samenstelling van arm en meester [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armmeester | armmeesters |
verkleinwoord | armmeestertje | armmeestertjes |
de armmeester m
- (geschiedenis) manager van een armhuis (maar niet zo goed betaald)
- Het woord 'armmeester' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.