armbreuk
- arm·breuk
- samenstelling van arm en breuk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armbreuk | armbreuken |
verkleinwoord | armbreukje | armbreukjes |
- (medisch) breuk van of in een arm
- Het woord armbreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "armbreuk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be