areometer
- areo·me·ter
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vochtweger’ voor het eerst aangetroffen in 1768 [1]
- afgeleid van het Franse aréomètre [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | areometer | areometers |
verkleinwoord | areometertje | areometertjes |
- (natuurkunde) een instrument dat wordt gebruikt voor het bepalen van de dichtheid van vloeistoffen, een vochtweger
- Het woord areometer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "areometer" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "areometer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ areometer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be