arendsneus
- Geluid: arendsneus (hulp, bestand)
- arends·neus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arendsneus | arendsneuzen |
verkleinwoord |
- een grote, haakvormige neus
- ▸ Toen merkte ik zijn ogen op, dat donkere blauw dat je in een pauweveer ziet, de tamelijk grote arendsneus, een aanduiding van de arrogantie die ik ongetwijfeld in hem zou aantreffen, en de lange, vrij dunne lippen, die cynisme of zinnelijkheid uitdrukten, misschien wel allebei.[2]
- Het woord arendsneus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Victoria Holt“De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644