architecturaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·chi·tec·tu·raal
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van architectuur met het achtervoegsel -aal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | architecturaal | architecturaler | architecturaalst |
verbogen | architecturale | architecturalere | architecturaalste |
partitief | architecturaals | architecturalers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
architecturaal [1]
- de bouwkunst of enig bouwwerk betreffend
Gangbaarheid
- Het woord architecturaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.