• aqua·rel·kleur
enkelvoud meervoud
naamwoord aquarelkleur aquarelkleuren
verkleinwoord aquarelkleurtje aquarelkleurtjes

de aquarelkleurv / m

  1. een kleur die verkrijgbaar is als waterverf
     Oom Hans Olaf had met de hand ouderwetse wandlopers gemaakt in aquarelkleuren, Alice had echte kaarsjes voor de kerstboom te pakken gekregen, zelf slaagde Eric er met behulp van Het grote kookboek in om de ham zowel te koken als te paneren en in de oven te bakken, hij had eraan gedacht om de brandewijn koud te zetten, had bier en kerstbier kelder- 142 koud bewaard in de enorme provisiekast van oudoom Sverre en eigenlijk, beseften ze allemaal in de zweterige voorbereidingen van de laatste uren, was het project je reinste waanzin.[2]
     Charlotte Ronson verleidt ons met een collectie boordevol contradicties. Dikke stoffen in donkere tinten worden afgewisseld met aquarelkleuren en bloemenmotiefjes op lichte materies.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Weblink bron
    Tamara De Mey
    “Charlotte Ronson voorspelt een fleurige winter” (11/02/2013), De Standaard