Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • app·store
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord appstore appstores
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de appstorem

  1. (informatica) online winkel waar men programma's voor computer, tablet of telefoon kan kopen en downloaden
     • Europese techbedrijven willen dat de EU optreedt tegen techgiganten uit de VS omdat die misbruik maken van hun positie. Zo vinden Deezer, Spotify en game-ontwikkelaars dat ze in het nadeel zijn in de appstore van Apple. Het Amerikaanse bedrijf maakt de eigen apps aantrekkelijker voor de verkoop.[1]
     Het idee is dat de stad een soort appstore wordt: door alle data en online apparaten met elkaar te combineren moeten bewoners zelf slim kunnen omgaan met de uitdagingen van een grote stad. In het ideale geval kan iedereen zonder file naar huis rijden en vind je altijd een plekje om te parkeren.[2]
     Nintendo lanceerde vandaag voor het eerst ooit een spel dat niet op een apparaat van Nintendo zelf verschijnt. Nee, Miitomo kan je gewoon gratis downloaden in de appstore van je smartphone. En dat is bijzonder voor het gamebedrijf.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Wekdienst 14/12: Grenfell-brand herdacht en Van Gogh terug in Nederland” (Donderdag 14 december 2017, 07:00), NOS
  2.   Weblink bron “Zo is het om in een slimme stad te wonen” (Vrijdag 10 juni 2016, 12:16), NOS
  3.   Weblink bron “Nintendo gaat next level met eerste mobiele game” (Donderdag 31 maart 2016, 18:09), NOS