apothekersassistente
- apo·the·kers·as·sis·ten·te
- samenstelling van apotheker zn en assistente zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apothekersassistente | apothekersassistentes |
verkleinwoord |
de apothekersassistente v
- (beroep) (farmacologie) vrouw die in een apotheek werkt onder leiding van een apotheker
- Het woord 'apothekersassistente' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron Rinke van den Brink“AMC zet farmaceut buitenspel met eigen medicijn” (05-04-2018,), NOS