apostrofering
- apo·stro·fe·ring
- Afkomstig van Oudgrieks: 'apostrophos' "wegdraaien (van)" met het voorvoegsel apo-, met het achtervoegsel -ing
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
- (retorica) stijlfiguur: de onderbreking van een toespraak, waarbij de redenaar zich opeens direct richt tot een ander dan het eigenlijke publiek, meestal een afwezige persoon of een verpersoonlijkt voorwerp of idee
- (taalkunde) het plaatsen van een apostrof (koppelteken, weglatingsteken)
- «Ennvidere tålte man før en mengde apostrofering (som ær’, kong’, rygend’, krummer’, din’ o. s. v.).»
- Bovendien tolereerde zij veel weglatingstekens (zoals ær', kong', rygend', krummer', din', etc.)
- «Ennvidere tålte man før en mengde apostrofering (som ær’, kong’, rygend’, krummer’, din’ o. s. v.).»