• apo·li·tiek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen apolitiek apolitieker apolitiekst
verbogen apolitieke apolitiekere apolitiekste
partitief apolitieks apolitiekers -

apolitiek [1]

  1. zonder enige politieke lading of interesse
    • Maar juist de rechtsstaat zorgt ervoor dat het veiligheidsbeleid niet wordt gereduceerd tot louter het thema law and order. In de rechtsstaat schuilt apolitieke neutraliteit die cruciaal is voor een zekere afstand van de politiek tot de aanpak van onveiligheid. Gezag, neutraliteit, afstand, juridische waarborgen, kennis van zaken - allemaal aspecten die node worden gemist op het ministerie van Veiligheid en Justitie. Mijn advies? Praat de komende jaren eens wat meer over justitie en wat minder over onveiligheid.[2] 
76 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marc Schuilenburg 1 februari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be