anthurium
  • an·thu·ri·um
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord anthurium anthuriums
verkleinwoord

de anthuriumm

  1. (bloemplanten) Anthurium   een groot plantengeslacht uit tropisch Amerika dat bestaat uit 600 soorten. Het geslacht behoort tot de aronskelkfamilie (Araceae  ). Deze planten zijn epifyten met weinig wortels
     Zijn voorliefde voor bloemen – ‘de orchidee, tulp, roos, gerbera, chrysant en anthurium, lelie en de witte casablanca’ – was zelfs een van de redenen om voor Nederland te kiezen na zijn vlucht uit het door oorlog geteisterde Syrië.[1]
     Opnieuw is tijdens de paasdagen het Sint Pietersplein versierd met bloemen uit Nederland. Volgens de Leidse bloemist Charles van der Voort zullen er op het balkon witte orchideeën en anthuriums staan.[2]
49 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron “Vluchteling plakt zijn héle huis vol met woorden en spreekt nu Nederlands” (07-06-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron “Paus begint Goede Week met mis in gevangenis” (28 mrt. 2013), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be