• angst·aan·val
enkelvoud meervoud
naamwoord angstaanval angstaanvallen
verkleinwoord - -

de angstaanvalm

  1. aanval van angst
     'Ik snap niet hoe jij hier beneden zo onmenselijk kalm kunt zijn: vijf meter onder het centrum van Indianapolis, tot je enkels in de rattenpoep, maar je krijgt een angstaanval als je denkt dat je vinger ontstoken is.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]