• anek·do·tiek
enkelvoud meervoud
naamwoord anekdotiek
verkleinwoord

de anekdotiekv

  1. (het vertellen van) een toevallige bijzonderheid
     De anekdotiek van het verhaal vind ik verre van het vermelden waard, het plot is niet de reden waarom ik graag schrijf.[2]
     Dat ook de Senaat een vrouwelijke voorzitter houdt en de federale regering paritair is samengesteld, is volgens Tillieux geen anekdotiek. Het wijst op een mentaliteitswijziging, luidde het.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Griet Op de Beeck: ‘Dit boek is een ode aan de kracht van een mens’” (16/09/2019), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    emv
    “Eliane Tillieux (PS) verkozen tot Kamervoorzitter, Dewael (Open VLD) wordt gewoon lid” (13/10/2020), De Standaard