anderhalvemeteren


  • an·der·hal·ve·me·te·ren

anderhalvemeteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
anderhalvemeteren
anderhalvemeterde
geanderhalvemeterd
zwak -d volledig
  1. je leven zo inrichten dat je 1,5 meter afstand houdt van je medemensen om zo een besmetting met een bacterie of virus te voorkomen