amulet
- amu·let
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘talisman’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- van Latijn amuletum [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amulet | amuletten |
verkleinwoord | amuletje | amuletjes |
- hanger, meestal om de hals gedragen, die drager bovennatuurlijke bescherming biedt
- ▸ Ze begon hem over De verzamelaar en de waternimf te vertellen, maar toen ze merkte dat ze zich een paar belangrijke details over de plot niet meer kon herinneren, besloot ze het boek, dat ze als een amulet in haar tas had gestopt, aan hem voor te lezen.[4]
- ▸ Een paar jaar geleden heeft hij in het park van Trecorn Manor - zo heet dat landgoed in Cornwall - een soort amulet gevonden.[5]
- Het woord amulet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amulet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "amulet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ amulet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Amanda Block“De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
- ↑ Victoria Holt“Gevangene van de Pasja” (1989), Saga, ISBN 9788726484915
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈæmjəlɪt/
- Afkomstig van het Latijnse amuletum.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
amulet | amulets |
amulet