• ame·ri·ka·nar
  • Afleiding van de Nynorske eigennaam Amerika met het invoegsel -n- en met het achtervoegsel -ar
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   amerikanar     amerikanaren     amerikanarar     amerikanarane  

amerikanar, m

  1. (demoniem) Amerikaan (mannelijke woordvorm)
    «Ein annan amerikanar berga seg ned brannstigen frå ein balkong.»
    Een andere Amerikaan ontsnapt via de brandtrap vanaf een balkon.
  1. Statsspråk, Nr. 1 - 2008, side 4: USA-amerikaner