amenorroe
- ame·nor·roe
- In de betekenis van ‘uitblijven van menstruatie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
- afgeleid van menorroe met het voorvoegsel a- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amenorroe | - |
verkleinwoord | - | - |
de amenorroe v
- (medisch) de afwezigheid van ten minste 3 menstruele perioden in de vruchtbare leeftijd
- Het woord amenorroe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amenorroe" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "amenorroe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ amenorroe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be