ambetanterik
- am·be·tan·te·rik
- Afleiding van een leenwoord uit het Frans, embêtant
- afgeleid van ambetant met het achtervoegsel -erik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambetanterik | ambetanteriken |
verkleinwoord | ambetanterikje ambetanterikske |
ambetanterikjes ambetanterikskes |
de ambetanterik m
- een vervelend of een lastig persoon
- Het woord ambetanterik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ambetanterik" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be