• ama·teur·spor·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord amateursporter amateursporters
verkleinwoord

de amateursporterm

  1. (sport) iemand die voor zijn plezier sport en er niet voor betaald wordt
     Maar na begrip volgt vertwijfeling bij Welten. "Wellicht dat het een onhandige keuze van het woord topsport is geweest, maar toch is het voor mij als 'amateursporter' erg pijnlijk om te zien dat er met twee maten wordt gemeten. Op elke vergelijking wat betreft intensiteit en niveau doen andere topteamsporten niet onder voor mannenvoetbal. Waar zit het verschil in naast de financiële beloning? Want alleen dat laatste lijkt me geen criterium voor topsport", besluit de speelster.[1]
     Een andere wijziging die effect heeft op de straf is of je gezien wordt als top- of amateursporter. Vanaf januari krijgen amateursporters een lichtere straf. Ram: "Al zitten er best wat haken en ogen aan. Als je een keer bent uitgekomen voor een nationaal team geld je al niet meer als recreational athlete."[2]
     De IGJ en andere instanties kunnen een klacht indienen bij het Medisch Tuchtcollege als een arts door het toedienen van doping aan een professionele- of amateursporter medische normen heeft overtreden.[3]


  1.   Weblink bron “Vertwijfelde hockeyster Welten na stopzetten competitie: 'Meten met twee maten'” (Woensdag 14 oktober 2020, 23:54), NOS
  2.   Weblink bron “Gebruik cannabis, mdma, heroïne en cocaïne levert geen lange dopingstraf meer op” (Vrijdag 1 januari 2021, 12:38), NOS
  3.   Weblink bron “Tweede Kamer wil vervolging dopingartsen” (Dinsdag 27 november 2018, 18:47), NOS