• aman·del·vor·mig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen amandelvormig amandelvormiger amandelvormigst
verbogen amandelvormige amandelvormigere amandelvormigste
partitief amandelvormigs amandelvormigers -

amandelvormig

  1. vorm van een amandel hebbend
    • Het meisje heeft amandelvormige ogen. 
     Haar lange benen, de niet-aflatende honger naar kennis, amandelvormige lichtbruine ogen die recht mijn ziel in kijken en onvermoeid lijken te peilen hoe ik eraan toe ben.[1]
     Ze droeg op de speciale dag een Fries oorijzer: twee ijzeren ronde versieringen klemden op haar slapen, naast haar amandelvormige donkere ogen.[2]
  1. Lysanne Hoksbergen
    “Hels paradijs” (2024), De Verhalenfabriek, ISBN 9789461099068
  2. Jessica Merkens
    “Op eigen houtje” (2023), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026360930