• al·te·za·men

altezamen [1]

  1. alles samen
     In strofe 4 zegt de prins dat hij zowel zijn leven als zijn goederen voor het volk overheeft:
    „Lijf en goed altezamen
    Heb ik u niet verschoond.”
    [2]
67 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Drs. W. P. Emaus
    “Wees zuinig op het Wilhelmus” (27-04-2018), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be