altereren
- al·te·re·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veranderen’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- afgeleid van het Franse altérer (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
altereren |
altereerde |
gealtereerd |
zwak -d | volledig |
altereren [4]
- Het woord altereren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "altereren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ altereren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).