alligators
- Geluid: alligators (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- al·li·ga·tors
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alligators | |
verkleinwoord |
de alligators mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord alligator
- ▸ LIGO doet op twee locaties metingen: de ene ligt in Hanford, Washington - op het terrein van een oud nucleair complex -, en de andere in een moerasgebied vol alligators in Livingston, Louisiana.[1]
- meervoudsvorm als officiële benaming (reptielen) een onderfamilie Alligatorinae van krokodilachtigen die behoren tot de familie alligators en kaaimannen (Alligatoridae )
- [2] alligators en kaaimannen, krokodilachtigen, diapsiden, reptielen, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] alligator
- alligatorhagedissen, alligatorjufferduif, alligatorleer, alligatorpeer, alligatorschildpad, alligatorsnoek
- Het woord alligators staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Antonio Padilla“Fabeachtige getalen en waar ze te vinden” (2023), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026353512