• al·bas·ten
  • Afgeleid van albast met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen albasten

albasten

  1. van albast vervaardigd
    • Hij kocht haar een albasten kruikje. 
     Toen brak ze een albasten kruikje open en goot kostbare olie over zijn voeten uit.[1]
78 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Het evangelie volgens Judas” (2007), SAGA, ISBN 9788726487985
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be