Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aha-er·leb·nis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘plotseling dagend inzicht’ voor het eerst aangetroffen in 1951 [1]
  • uit het Duits [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord aha-erlebnis aha-erlebnissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aha-erlebnisv

  1. letterlijk "aha-ervaring" betekent, is een situatie waarin een persoon plotseling nieuwe inzichten verkrijgt
    • Meeuwen waren niet mijn favoriete vogels, ik had enkele vervelende herinneringen aan ze. Als jongen dwaalde ik eens argeloos door de duinen toen tal van meeuwen krijsend op mij af doken. Kennelijk was ik hun nesten te dicht genaderd. Ze scheerden laag over mijn hoofd als bommenwerpers die hun doel gevonden hadden. Ik maakte me haastig uit de voeten. Ik had er nooit rekening mee gehouden dat je bang kon worden van vogels. De speelfilm The Birds van Alfred Hitchcock had ik nog niet gezien. Het was voor mij een aha-erlebnis toen die film in 1963 werd uitgebracht.[3] 
Synoniemen
  • het lichtje gaat branden, het kwartje is gevallen
Antoniemen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen