• af·zui·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afzuigen
/ˈɑfsœyɣə(n)/
zoog af
/zox ˈɑf/
afgezogen
/ˈɑfxəˌzoɣə(n)/
klasse 2 volledig

afzuigen

  1. overgankelijk door toepassing van zuiging of ventilatie een meestal gasvormige stof verwijderen
    • De hinderlijke dampen werden afgezogen. 
  2. overgankelijk (seksualiteit) een man oraal bevredigen
     Wist u bijvoorbeeld dat in Griekenland de prostituees hun eigen specialiteit hadden naargelang de streek waar ze werkzaam waren? Die van Lesbos waren meesters van de cunnilingus en de Fenicische wisten dan weer hoe ze zo obsceen mogelijk hun mond moesten versieren en hoe de fallus te bestrijken met honing om zo subtieler te kunnen afzuigen.[1]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Thomas Blondeau
    “Champagne”, jrg. 32 nr. 1 (februari 2005), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, p. 17 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be