afzomen
- af·zo·men
- samenstelling van af bw en zomen ww
afzomen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzomen |
zoomde af |
afgezoomd |
zwak -d | volledig |
- afwerken en op maat maken van een kledingstuk door het maken van een beschermende omslag aan het uiteinde
- afwerken van de rand van een bepaald gebied
- Waarom de poel niet uitbreiden en er een slingerend wandelpad omheen leggen? Of de weide afzomen met streekeigen hagen en heggen, waarin vele boom-, struik- en plantensoorten een plekje vinden? [2]
- [1] afboorden
- Het woord afzomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzomen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 05/10/2012 door Eric Vanhooren Houtlandse Milieuvereniging: “Een beter natuurbeleid is een meerwaarde voor iedereen!”
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be