afboorden
- af·boor·den
- samenstelling van af bw en boorden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afboorden |
boordde af |
afgeboord |
zwak -d | volledig |
afboorden
- overgankelijk van een boord voorzien
- De tuinman vond dat we het grasperk moesten afboorden.
- Het woord afboorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afboorden" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be