• af·wer·ven

afwerven

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwerven
wierf af
afgeworven
klasse 3 volledig
  1. overgankelijk klanten, volgelingen, leden enz. verwerven door ze bij een andere groep weg te halen
     Dit misbruik van haar rechtspersoonlijkheid maakte volgens de eiseres een daad uit strijding met de eerlijke handelsgebruiken vermits de verweerster: [..] op onrechtmatige wijze cliënteel afwierf.[1]
  1.   Weblink bron
    Inge Demuynck
    “De consument in het recht: verwend, verwaand of miskend” (2003), Maklu   op Google