• af·weer·re·ac·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord afweerreactie afweerreacties
verkleinwoord - -

de afweerreactiev

  1. (medisch) verandering in lichamelijke processen door het immuunsysteem bij het bestrijden van een infectie
     In het vaccin zitten levende, verzwakte virussen. Die lokken dezelfde afweerreactie uit als een ‘wilde’ infectie met deze virussen, alleen is deze reactie veel milder.[2]
  2. gedrag dat een direct gevolg is van een gevoelde dreiging
     Een belangrijke defensieve reflex op het Binnenhof is dat we in Nederland geen ‘personendemocratie’ willen, maar een ‘partijendemocratie’ willen blijven. Op het woord ‘personen’ volgen in deze afweerreactie onmiddellijk de woorden ‘cultus’, ‘verheerlijking’, ‘Fortuyn’ of ‘Wilders’, uiteraard met de nagedachte: en we weten waar dat toe leidt...[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Sander Voormolen
    “Besmettelijker dan griep” (3 mei 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Luuk van Middelaar
    “Politicus, u bent geen gewone burger” (12 september 2009) op nrc.nl