Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·waarts
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van af met het achtervoegsel -waarts.
stellend
onverbogen afwaarts
verbogen afwaartse
partitief afwaarts

Bijvoeglijk naamwoord

afwaarts

  1. naar beneden gericht

Bijwoord

afwaarts

  1. in de richting van de oorsprong naar de mond
  2. naar omlaag, benedenwaarts
  3. in de richting van iets af
Antoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be