• af·tap·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord aftapping aftappingen
verkleinwoord aftappinkje aftappinkjes

de aftappingv

  1. een aansluiting op een leiding die het mogelijk maakt iets uit deze leiding weeg te nemen
    • De volgende dag zijn de stukken boom al verwijderd. De dag nadien is iemand met een kleine graafmachine bezig met het verwijderen van struiken en wortelkluiten. Op dag vier zie ik dat ik een buurman heb. Aan de straatkant is een soort tent gebouwd. Een bed van bamboe en een zeil. Een aftapping van de elektriciteitskabels en een 10 literfles met drinkwater. Voilà, de eerste bouwvakker was gearriveerd en vanochtend hoorde ik de betonmolen al vroeg draaien. [2] 
    • Iemand vertelde me eens dat maar net iets meer dan de helft van het water dat de bekkens verlaat ook effectief wordt aangerekend. De rest gaat verloren in lekkende buizen en illegale aftappingen. Als je fietst of jogt zie je het in de straten: een scheur in het asfalt waar altijd een poeltje water staat, een grote pijp waar gestaag water uitdrupt. [3] 
87 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 16/05/2018 om 16:33 door Lieve Leroy Vietnam - Kamperen in een bouwput
  3. De Standaard 25/08/2015 om 16:34 door Lieve Leroy Zuid-Afrika - Ramen lappen verboden
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be