afschilferen
- af·schil·fe·ren
- samenstelling van af bw en schilferen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschilferen |
schilferde af |
afgeschilferd |
zwak -d | volledig |
afschilferen
- ergatief in schilfers ervan afvallen
- De verf van het kozijn was aan het afschilferen.
1. in schilfers er vanaf vallen
- Het woord afschilferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.