afscheidswoord
- af·scheids·woord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afscheidswoord | afscheidswoorden |
verkleinwoord | afscheidswoordje | afscheidswoordjes |
het afscheidswoord o
- een rede die iemand houdt bij zijn of haar afscheid
- ▸ In haar afscheidswoord zei Merkel dat ze zich "dankbaar en nederig" voelt. "Ik was er altijd van bewust dat vertrouwen een belangrijk element is in de politiek. Het is allesbehalve vanzelfsprekend en ik dank u uit de grond van mijn hart dat u mij vertrouwde."[2]
- ▸ Mayer zegt in zijn afscheidswoord dat hij had verwacht leiding te geven aan een wereldwijd bedrijf en dat dat mogelijk anders wordt door het veranderde politieke klimaat. Ondertussen onderhandelt TikTok ook met Microsoft over de verkoop van de Amerikaanse tak. Mayer zegt dat de kwestie snel wordt opgelost. Of hij daarmee bedoelt dat de verkoop bijna rond is, is niet duidelijk.[3]
- Het woord afscheidswoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Angela Merkel met militair eerbetoon én Nina Hagen uitgezwaaid” (Donderdag 2 december 2021), NOS
- ↑ Weblink bron “TikTok-directeur stapt vanwege Trump-dreigement al na paar maanden op” (Donderdag 27 augustus 2020), NOS