afscheidstoespraak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·scheids·toe·spraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afscheidstoespraak afscheidstoespraken
verkleinwoord afscheidstoespraakje afscheidstoespraakjes

Zelfstandig naamwoord

de afscheidstoespraakv / m

  1. de rede die iemand houdt bij zijn of haar vertrek of aftreden
    • RTL4 als SBS6 zenden op de maandagavond allebei ook de afscheidstoespraak van de koningin uit. Bij SBS staan de speciale edities van Hart van Nederland op 30 april compleet in het teken van de inhuldiging en de festiviteiten daar omheen, laat de zender woensdag weten. De 25 meest onvergetelijke momenten van de Oranjes zijn zondag te zien op de zender. [1] 
    • Koning Willem-Alexander zelf sprak bij een afscheidstoespraak over een 'aaneenschakeling van hoogtepunten'. "We kunnen ook de komende vierhonderd jaar heel goed gaan samenwerken. We kunnen samen in de wereld veel betekenen", aldus de koning. [2] 
  2. de rede die voor iemand gehouden wordt bij zijn of haar vertrek, aftreden of overlijden
    • Bij de uitvaartdienst bleef de zangeres stil; in tegenstelling tot eerdere geruchten zong ze niet live, wel werd een aantal van haar nummers gespeeld. Een afscheidstoespraak liet de zwartgesluierde Canadese over aan haar 14-jarige zoon. [3] 
    • Kamervoorzitter Khadija Arib deelde in de afscheidstoespraak een sneer uit: ,,Een halfjaar nadat je opnieuw bent verkozen als VVD-Kamerlid verlaat je de Kamer. Het is geen geheim dat ik dat jammer vind. Natuurlijk omdat je partij en kiezers méér van je hadden verwacht, maar zeker ook omdat je nog veel had kunnen betekenen voor de Kamer als geheel.” [4] 

Gangbaarheid


Verwijzingen