afpeilen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·pei·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en peilen ww
Werkwoord
afpeilen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afpeilen |
peilde af |
afgepeild |
zwak -d | volledig |
- meten van de diepte van een water met een peilstok
Gangbaarheid
- Het woord afpeilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afpeilen" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be