peilde af
- peil·de af
vervoeging van |
---|
afpeilen |
peilde af
- enkelvoud verleden tijd van afpeilen
- Ik peilde af.
- Jij peilde af.
- Hij, zij, het peilde af.
- Ik peilde af.
- Het woord peilde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.