afleider
- af·lei·der
- Naamwoord van handeling van afleiden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afleider | afleiders |
verkleinwoord | afleidertje | afleidertjes |
de afleider m
- middel om iets of iemand (al of niet gewenst) iets anders te laten doen
- De luidruchtige jongen was een grote afleider in de klas die er voor zorgde dat niemand meer rustig kon werken.
- Een telefoon is een grote afleider bij het studeren en veroorzaakt studie ontwijkend gedrag.
- Het woord afleider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afleider" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be