Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·koop·waar·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afkoopwaarde afkoopwaardes
afkoopwaarden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

afkoopwaarde v [1]

  1. de hoeveelheid geld de men waarschijnlijk moet betalen bij het afkopen van een verplichting
     Daarnaast wil de 23-jarige linksback de afkoopwaarde weten van zijn nog één jaar doorlopende contract.[2]
     Zes spelers vertegenwoordigen een afkoopwaarde van vijfhonderd miljoen euro: Gerard Piqué, Sergi Roberto, Samuel Umtiti, Sergio Busquets, Jordi Alba en Francisco Trincão. Laatstgenoemde maakte deze zomer definitief de overstap van SC Braga, de club die ruim dertig miljoen euro ontvangt voor de twintigjarige aanvaller.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Boze Büttner begint arbitragezaak” (25 juli 2012), NOS
  3.   Weblink bron
    Jeffrey van der Maten
    “Messi een hoge ontsnappingsclausule? Eén Barça-speler heeft nóg hogere afkoopsom” (26-08-2020), Tubantia