Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·han·de·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afhandeling afhandelingen
verkleinwoord afhandelingetje afhandelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de afhandelingv

  1. de manier waarop iets wordt geregeld tot het af is
    • De afhandeling was netjes en we stonden snel weer buiten. 
Vertalingen

Gangbaarheid